We stonden om 04:00 op en sjouwden de hele dag door 40+ graden langs Egyptische wonderen. Om 05:00 stonden we allemaal klaar bij de receptie: Roel en ik, Wouter (de captain), Valentin, Ruben en Bart (de stewards) en de moeder van Bart (een andere buddy). Allen gewapend met water, zonnebrand en een kussen voor in het busje (Ruben was de zijne vergeten en plukte snel nog een kussentje van één van de banken bij de receptie). Buiten stapten we in het witte busje met airco en Egyptische chauffeur, om in een nog donkere maar al warme wereld te beginnen aan een autorit van ruim vier uur landinwaarts. De neonlichten van de talloze resorts en bazaars aan de kust schoten voorbij. Ter hoogte van Safaga City sloegen we af naar de woestijn, maar niet voordat we een streng politiecheckpoint gepasseerd waren. Daar volgenden er nog een stuk of zeven van; het is net of je naar een ander land wilt in plaats van doorrijden in hetzelfde land.
De sikkelvormige maan vervaagde en de donkere hemel werd langzaam lichter blauw. Om ons heen was de wereld ondertussen net een maanlandschap: bruine rotsgronden in het goudbruine zand, hogere rotsen in de verte en soms dichtbij, allemaal stoffig en bruin of grijs getint. Soms reikte de woestijn verder dan het oog kon zien en soms leek het of we door de bergen reden, met flinke bochten en hoogteverschillen die de chauffeur met 140 kilometer per uur en regelmatig op de tegenliggende baan trotseerde. Overal lagen dorre, droge bosjes, lijkend op tumbleweed, en verschillende rotspartijen waren veranderd in glijbanen, te zien aan de duidelijke steenlawines die we hadden plaatsgevonden.
Met het binnenrijden van Qena bereikten we de bewoonde wereld weer. Een relatief grote stad aan de Nijl, waardoor we eindelijk weer wat groen voorbij zagen flitsen in de vorm van bomen, struiken met bloemen en weidse velden waarin van alles verbouwd werd. Tientallen ezeltjes passeerden ons, de één met een lading oogst en de ander met zijn eigenaar op de rug, op weg naar de velden. Water geeft leven, en de vruchtbare groene velden zagen er ondanks de warmte heerlijk fris en koel uit. Witte en grijze ezeltjes stonden aan de randen van de akkers te wachten, geduldig en rustig. Een man in een grijze djellaba wandelde over een leeg veld tussen de gewassen door, richting de woestijnrotsen aan de horizon, de stof van zijn gewaad wapperend in de wind. Ook hier bleven de politiechecks niet uit. Eén unit bleef ons achtervolgen omdat ze ons een escorte wilden geven door het gebied, want ‘dat was verplicht.’ Onzin natuurlijk, voor deze service willen ze aan het eind geld zien; de Egyptische politie staat bekend als corrupt. Op een gegeven moment werden we voor de zoveelste keer langs de kant van de weg gezet en één van de agenten, oud en fors en met een dikke snor, begon in het Arabisch een verhit gesprek met onze even verhit communicerende chauffeur. Naast ons stond de donkerblauwe politieauto met overdekt pick-up gedeelte die ons had gevolgd, claxonnerend en concurrerend om een voorsprong. Er zaten twee agenten in legerkleding in, beiden met een flink geweer in de handen. Gezellig 😄
Maar onze chauffeur liet niet met zich sollen en we reden zonder gedwongen escorte door. Hij had er wel goed de vaart in en reed gevaarlijk hard en slingerend; links en rechts werden ezeltjes, tuktuks en andere weggebruikers ingehaald. Toen we een keer keihard op de rem moesten voor een onvoorziene situatie en we allemaal zowat met ons hoofd tegen de voorruit gedrukt werden, werd het Wouter te gortig en hij riep de chauffeur streng tot de orde.
We passeerden intussen vele mooie plekjes. Als je zo snel voorbij raast, zijn het net stillevens, terwijl het in het echte leven juist plekken zijn waar het leven in volle gang plaatsvindt. Een theehuis met lage tafeltjes en stoeltjes op een knus tapijt. Een stoffige brug over een smal stroompje, een even stoffige stad met zandstenen huizen en uithangende waslijnen in. Een pick-up scooter volgeladen met hout, met daarbovenop twee kleine jongetjes. Een man, zittend op de rand van net zo’n voertuig, zijn benen boven het asfalt bungelend met zeker 60 kilometer per uur. Die vier uur die we nodig hadden om in Luxor te komen, waren geen moment saai.
In Luxor stapte onze privégids, Mohammed, in. Met hem reden we naar de eerste stop van de dag: de Karnak Temple. In werkelijkheid is dit meer dan een tempel: het is een enorm complex met talloze zuilen, beelden, obelisken, sfinxen, mummificatiekamer, zelfs een oude school. De blikvanger is de Hypostyle Hall: zestien rijen van hoge, brede, ronde zuilen. 134 om precies te zijn. En allemaal zijn ze ingekerfd en beschilderd met de mooiste hiërogliefen. Ze beelden van alles uit, zoals gewonnen veldslagen of eerbetonen aan de Egyptische god Ra.
Op één van de muren vind je Egyptische sommen terug, een overblijfsel van het schooltje. Mohammed leerde ons tellen: het boogje is 10 en het kringeltje is 100, enzovoort.
Ook namen we een kijkje in de donkere, enigszins bedampte mummificatiekamer. Op de muren zaten witte vlekken, nog van het zout dat werd gebruikt bij het mummificatieproces. Eén kleine opening in het stenen dak liet wat licht door. Een smalle lichtstraal liet een witgele cirkel achter op de donkere muur; men geloofde dat degene die met zijn hand ‘de zon’ aanraakte, lang zou leven. En als je met je hand die straal onderbreekt, is je handpalm inderdaad net een stralende zon. Het was een prachtige tempel, of ‘timbell’ zoals Mohammed zei. Nu was het tijd om naar de optionele vaartocht over de Nijl te vertrekken. Mohammed gaf ons immers ‘a fair and good price, my friend.’
In de haven van Luxor liggen allemaal kleurrijke bootjes, in de vorm van feluccas, zeilboten en kleine rondvaartbootjes, aan bruine houten steigers. Wij stapten in zo’n witte rondvaartboot, waar we op kussentjes en onder een dak, versierd met kleurige knoopslingers, plaatsnamen voor een tocht over de Nijl. De boot was klein en laag dus het water was dichtbij, en daarmee de welkome koelte. We voeren langs de luxueuze hotels en resorts van Luxor aan de ene kant en de vruchtbare Nijldelta aan de andere kant: watergras, (palm)bomen, struiken en velden. Via een smal wit trappetje kon je op het witte dak van de voor komen en daar was het uitzicht nog mooier: het water van de Nijl om je heen, donkerblauw en koud, en daar omheen de contrasten van stad, cultuur en hitte aan de ene kant en land, natuur en ogenschijnlijke koelte aan de andere kant. Daar zit je dan, op het dak van een bootje dat over de misschien wel beroemdste rivier ter wereld vaart. Een rivier die al zo oud is en al zo lang geleden een essentieel deel van de samenleving was. Ik moest ook denken aan de verandering in bloed, in de tijd van Mozes en de Israëlieten in Egypte. Ook zij leefden aan dit water; het is dit water waarin de Israëlitische jongetjes hun dood tegemoet gehooid werden, het is dit water waarop Mozes in een mandje dobberde en het is dit water dat in bloed veranderde.
Bij het dorpje Al Qarna gingen we weer aan land. Op de steigers stonden al jongetjes klaar met sjaals en andere koopwaar. Eentje achtervolgde mij hardnekkig maar liep toen hard tegen Roels brede rug op, die als stopsein diende 😄 (Ze vragen je overigens heel schattig om een boks, maar als je die geeft vragen ze geld. Heel convenient staat aan het eind van de steiger een man die jouw euro’s wel wil wisselen naar Egyptische ponden, met een lucratieve koers natuurlijk.)
In een stoffig en heet maar ook kleurrijk straatje, met vrolijke tekeningen op de muren en kleurrijke gewaden en andere koopwaar onder schaduwrijke bomen, vonden we Crocodile Restaurant, waar we als onderdeel van de tour mochten genieten van een lunchbuffet in een eetzaal met airco. Naast onze random gevulde bordjes kregen we een complementary stukje kofta en een paar frietjes. Saillant detail: het logo van het restaurant is hetzelfde als dat van Lacoste 😄 en ze serveren lekkere ‘hot chcolate.’ Het eten was verder heerlijk en de koude drankjes evengoed. Er werd nog een stomend hete pot Egyptische soep op tafel gezet, eveneens gratis. Het buffet zelf stond op grote glazen platen die weer op grote stenen vazen stonden en een vriendelijke meneer legde bij elke warmhoudplaat uit waar je naar stond te kijken. En beneden stond een grote stellage vol gratis islamitische naslagwerken, bedoeld voor iedereen die wil weten wat de bewijzen voor de islam zijn, de positie van vrouwen binnen de islam en wat de Koran zegt over hersenen.
Na de lunch haalde het busje ons weer op en reden we de bergen in. In één van de dorpen werd overduidelijk veel gewerkt met albast, de bekende steensoort. Overal stonden alabaster shops, de wanden vaak beschilderd met hiëroglyfische tekeningen en schreeuwerige reclame. Bij een van deze shops werden we rondgeleid door een net zo schreeuwerige Egyptenaar, die overigens wel heel aardig was. Hij praatte gewoon als een podcast op snelheid 2.0. Buiten de shop waren verschillende mannen aan het werk in de zogenoemde factory: de een graveerde, de ander sleep en de ander poetste. Onze man liet ons verschillende creaties zien: een gladde vaas, een rustiek theelicht, een zwart en glad en heel stevig beeldje, enzovoort. We mochten alles voelen en vasthouden, terwijl hij met hetzelfde eentonige volume verder vertelde over de kwaliteit van de stenen, waaraan je neppe alabaster kunt herkennen en waaraan het echte werk, enzovoort. Overigens vond hij dat ik eruit zag als een Egyptische(?). ‘Ja’, zei Wouter, ‘dat hoort ze vaker.’ 😄
Na de spreekbeurt liet onze gids ons de winkel van de Sekhmet Factory zien. Een bonte verzameling vazen, klokken, piramides, vijzels, theelichten, schaakspellen, serviezen, limestone images, weegschalen en talloze godenbeeldjes. Prachtig om te zien, zeker de hoek met de natuurlijke kleuren en wat robuustere uitstraling. Zelf zou ik niet gauw een paarsblauwe albasten klok tussen vier kitscherige zuilen kopen. Ook hier binnen kregen we een enthousiaste rondleiding, alles werd uit de kast gehaald. In rap tempo lepelde de man alles op wat hij wist te vertellen over de koopwaar. Zo waren de grijze godenbeeldjes echt en de zwarte nep; ‘the black one is good for your mother-in-law.’ Roel sprak later nog een andere winkelbediende en leerde uit dat gesprek dat alle schoonmoeders hier blijkbaar vreselijk zijn. 😄
‘My friends, no pressure to buy’ (en eerlijk is eerlijk, dat was ook echt zo). We kregen allemaal een drankje van het huis en keken op ons gemakje rond. ‘You can pay cash of by any card. Debit card, credit card, Christmas card.’
De limestone bordjes met hiëroglifische illustraties waren het leukst, vooral de exemplaren met eendjes en de dalmatiër. Ook de theelichtjes waren erg lief. Maar we hebben ons ook uitstekend vermaakt met de gekkere exemplaren. Zo waren er ook een groot aantal dubieuze beeldjes en platen, waarvan je je afvraagt wie zoiets ooit zou willen hebben. Nadat Wouter naar tevredenheid had onderhandeld over een beeldje, dat bij de kassa werd ingepakt als een drugspakketje, vervolgden we onze weg de bergen in. De volgende stop was namelijk Valley of the Kings.
Middenin het hete, droge rotsland onder de brandende lichtblauwe hemel arriveerden we bij de parking voor Valley of the Kings. Men creëert hier werkgelegenheid door alle bezoekers vanaf de parking zo’n driehonderd meter per elektrisch karretje te vervoeren naar het startpunt van de vallei. Voordat je van je auto of bus bij de karretjes bent, moet je echter eerst door een korte, door houten balken overdekte markt vol souvenirwinkels en opdringerige verkopers. Roel liep met twee flessen water onder zijn armen en werd alsnog aangesproken met de fantastische ‘two waters for one euro’-deal. De sjaals worden nog net niet om je hoofd gebonden en voor de infogids die in je onwillige handen wordt geforceerd, moet je betalen.
Maar uiteindelijk sta je, na een kort ritje tussen de geelbruine rotswanden door, in de verzengend hete vallei waar de zon op je huid brandt als de hitte van een barbecue op een stukje vlees. In de graftombes die hier te zien zijn, is wel verkoeling te vinden maar deze is vochtig, klam en benauwd. Het zweet loopt er in straaltjes van je af, terwijl dit buiten tenminste nog wordt meegenomen door de gloeiend hete wind.
We bekeken drie tombes van driemaal een Ramses. Per trap daal je af naar de gangen en kamers onder het gesteente en vanaf de eerste stap word je bedolven onder de kostbare en goed bewaard gebleven hiërogliefen en tekeningen van Egyptische goden, het hiernamaals, scènes en het alfabet dat de namen van de koningen en goden spelt met vogels, beesten en andere tekens. In de tombe van Ramses staat nog de enorme sarcofaag en op de wanden van de vierkante kamer staat de reis naar het hiernamaals afgebeeld. Je ziet er Ramses met Horus en Anubis en zijn reis op de boot naar de andere kant van de rivier, want de overgang naar het andere leven symboliseerde. Daarom staan deze tombes ook aan de westkant van de Nijl, aan de kant waar de zon ondergaat. Op het plafond zie je hoe de Egyptische godin Nut de zon inslikt (zonsondergang) en weer uitwerpt (zonsopkomst).
Hoewel er natuurlijk een flinke lading afgoderij aan dit alles ten grondslag ligt, is het super indrukwekkend om voor even in de wereld van duizenden jaren geleden te staan. Deze plekken, deze tombes en alles wat ze zijn en inhouden, bestaan al eeuwenlang en zijn verrassend goed bewaard gebleven in originele staat. En daarom sta je daar nu oog in oog, op slechts een paar centimeter afstand, met iets wat mensen zoals jij en ik duizenden jaren geleden met de hand creëerden. Hier kun je het oude Egypte aanraken, al is het allang vervlogen. Hier ben je getuige van de uitingen van een ooit zo machtig en toonaangevend rijk. En dat is iets om, hoe dan ook, van onder de indruk te zijn.
Leuk verhaal: in de tombes lopen mannen in djellaba’s rond die heel behulpzaam dingen aanwijzen die je echt moet zien. Ze vertellen er drie dingen over en vragen dan, jawel, om fooi. En ook de agenten die dit soort archeologische complexen beveiligen bieden aan om een foto van je te maken, om achteraf om een vergoeding te vragen. Tip van onze gids: op al deze plekken mag je onbeperkt foto’s maken, dus laat je niet intimideren.
Er stond nog een activiteit op de planning en dat was de tempel van Hatshepsut. Deze tempel heeft drie verdiepingen en op elk niveau zijn bijzondere dingen te zien. Er zijn open kamers vol zuilen en wanden met hiërogliefen en tekeningen, allen nog steeds in het bezit van hun originele kleuren. Er is een kamer zonder dak, de kamer van Afrodite, waar de zuilen zijn vormgegeven als instrumenten omdat zij de godin van onder andere de muziek was. Ook staat hier het uit steen opgetrokken hoofd van koningin Hatshepsut op een van de pilaren. Verder naar boven vind je op één van de langere wanden een lange, verhalende afbeelding van de handelsexpeditie die Hatshepsut naar het Somalische Punt stuurde: je ziet bijvoorbeeld de bloeiende bomen die geïmporteerd werden, en een zwaarbeladen ezeltje met het bovenschrift: ‘The poor donkey who had to carry an overweight woman.’ En vanaf het bovenste terras kijk je uit op de Nijldelta, groen en vruchtbaar en duidelijk afgescheiden van het woeste, dorre en droge land waarop wij ons nu bevonden.
Na nog een allerlaatste stop bij twee enorme beelden, zo groot dat vogels er in grote getale op neerstreken, begon onze lange weg naar Hurghada. De eerste anderhalf uur heb ik niet meegemaakt, want ik stortte neer op een kussen op Roels schoot en sliep, voor zover dat kan wanneer je bij elke hobbel tegen het dak wordt geworpen. Bij het wakker worden reden we alweer buiten de groene delta en in de woestijn. Bij een stopplaats met restaurant, toilet etc. maakten we een korte stop. Roel en ik kochten een zak chips en pizza-popcorn om even wat zout binnen te krijgen na alle zoete hapjes door de dag heen. Buiten stond een vrouw in een donkere nikab drie jonge kinderen toe te spreken, die gezamenlijk op een lief donker ezeltje zaten en giechelend wegreden, de ezel voortdrijvend met een lange stok.
We schoten weer verder door de woestijn: 140 linkerbaan - de chauffeur dacht geloof ik niet in banen en wegscheidingen in het algemeen - en de rotsen en zandvlaktes gleden voorbij. Als ik vanaf de achterbank door de voorruit keek, zag ik precies een mooi doorkijkje op de donkere asfaltweg die door de bruine rotsen en gele zandhopen kronkelde.
We bereikten de bewoonde wereld weer, passeerden opnieuw een strenge politiepost waar een bewaker met enorme gun de wacht hield op een uitkijktoren. Ergens stond een gebouw middenin de leegte waarvan je niet kon zeggen of het in aan- of afbouw was. En met het vallen van de avond en het flikkeren van de lichtjes van het kleurrijke resortleven arriveerden we weer bij TUI Blue Crystal Bay.
Iedereen friste zich op en even later ontmoetten we elkaar opnieuw bij het buffet voor een welverdiend avondmaal. Een topdag!
Reactie plaatsen
Reacties