Land van licht en de warme vleugels van de wind

Gepubliceerd op 8 mei 2022 om 13:19

De naam van een nieuw land klinkt als muziek in mijn oren. Het geluid van een door mij nog amper bezocht continent is als een intens verlangen, dat ik in mijn hart wil prenten. En zomaar, vrij onverwacht, was daar die geweldige kans om het land van de piramides, de hiërogliefen en de woestijnen te bezoeken: Egypte. 

Roel had een vlucht en een tweedaagse layover in Hurghada, een resortparadijs aan de Rode Zee, halverwege de Egyptische oostkust. Elk lid van de crew kan bij uitzondering een buddy ticket aanvragen voor een familielid, en als het vliegtuig dan niet vol zit, mag deze persoon tegen gereduceerd tarief mee aan boord. Mijn geluk was de maar voor tweekwart gevulde vlucht van Brussel naar Marsa Alam, een andere badplaats. En zo stonden we 's ochtends vroeg op het vliegveld van Zaventem, samen op weg naar een nieuw en geweldig avontuur. 

De eerste vlucht naar Marsa Alam was vijf uur lang, maar geen moment saai. We passeerden zo'n beetje elk Oost-Europees land, daarna de Griekse eilanden en de Middellandse Zee, en toen kwam het Afrikaanse vasteland in zicht in de vorm van de Nijldelta; een grote, lichtgroene oase, hier nog breed maar hoe verder we naar het zuiden vlogen, hoe smaller. Dit was Egypte: een intens grote en uitgestrekte zandbak waar de Nijl een onmiskenbaar spoor van vruchtbaar land rondom achterlaat. Even verderop begroette wereldstad Caïro ons, zelfs van deze hoogte enorm en indrukwekkend. De weerskanten van de Nijl waren in smalle strookjes groengekleurd, waardoor je precies kon zien waar de rivier liep. In dit grote land met massieve oppervlakte wonen bijna alle mensen langs de levengevende rivier of langs de kust in de toeristische trekpleisters, waar de enige werkgelegenheid in de toeristische branche te vinden is.

Maar ik loop op de zaken vooruit. Eerst landden we in Marsa Alam, een kustplaats van wat kleiner formaat dan Hurghada. We maakten een zachte landing in een lichtgele zandbak, zo ver als je kunt kijken, met zo nu en dan een bruinkleurige rots of berg. Met één stap buiten de vliegtuigdeuren slaat de warme, verzengende wind je om je oren, heet en nietsontziend, wat nogal een shock is na de herfsttemperaturen waarmee je aan boord ging. Toch was het niet onaangenaam. In deze vlagen zat iets verwarmends, iets vriendelijks. Met je ogen dicht en je gezicht ernaartoe, was het net of je kopje-onder in een heerlijk warm bad ging. 

Na het uitstappen van de transitpassagiers, vlogen we door naar Hurghada, wat vanaf hier niet heel ver meer was. De route ging langs de kust, vlak over het azuurblauwe water van de Rode Zee. Vanuit de cockpit is het extra mooi. Daar ligt de hele wereld voor je, klaar om in te duiken en volledig te ontdekken, en tegelijk biedt het perspectief op hoe groot de aarde is en hoeveel meer er nog te zien is. Je kunt alsmaar door en door en doorvliegen, maar aan onze linkerhand lag nu Hurghada, herkenbaar aan de middelgrote eilanden vlakbij de kust en hun azuurblauwe ringen; en voor vandaag was Hurghada de bestemming.

Eenmaal geland stapten eerst alle passagiers uit, en ik mocht met Roel mee op de walkaround, waarbij het vliegtuig van buiten geïnspecteerd wordt. Zo liepen we vlak langs de brullende motoren, keken we in de wielkast en voelden we de hitte tussen de banden.

Samen met de rest van de crew gingen we daarna door alle checks - ik moest nog een visum kopen, dat kost in Egypte 25 euro - en met een grote taxi legden we het laatste stuk naar het hotel af. Een redelijk goed onderhouden weg langs een dorre, zanderige en droge wereld aan de ene kant, en aan de andere kant luxe hotels, kleurrijke malls en palmbomen. Op meerdere plekken stond ook nogal zwaarbewapende politie. Dat was een beetje het landschap. Een nieuw landschap voor mij, en al vanaf mijn eerste stappen in de droge hitte van dit land en de eerste blikken op de asblauwe lucht als dak op deze woestijnstad, wilde ik elk kleine stukje in me opnemen. Alles vond ik even geweldig! De vreemde taal, de sfeer van een overwegend gele wereld met alleen wat groen van palmbladeren, het andere, het nieuwe, ik hield ervan.

En zo kwamen we aan bij het Crystal Bay Resort. Een luxe compound, met schalen koekjes in de lobby, restaurants en buffetten, zwembaden, een strand aan de Rode Zee, en drie verdiepingen met kamers plus balkons aan weerskanten. Alles wit betegeld waar geen felgroen gras groeit. Palmbomen. Bloemen. Een zonovergoten geheel. Zoiets had ik nog nooit gezien. 

Roel en ik lunchten bij één van de restaurants op het terrein. Het was een Grieks-geïnspireerd restaurant, waar het dak een collectie crèmekleurige touwen op een keurig rijtje was en al het servies en de details een prachtige lichtblauwe kleur hadden. Het was net een luxueus jachthavenrestaurant. Je kon er van alles bestellen en daarna weglopen zonder om de rekening te vragen, want het resort was all-inclusive. Hier moest ik echt aan wennen. Wat een ervaring!

Nadat we een paar slagen hadden gezwommen in de Rode Zee, haalden we onze spullen van de strandstoelen onder de tropische parasols vandaan om naar het zwembad te gaan (waar, in tegenstelling tot de zee, geen kwallen in zaten). Het water boven de felblauwe bodem zag er heerlijk en uitnodigend uit in de hitte van de zon, op dat moment ruim 35 graden. Al drijvend in deze blauwe pracht richtte ik mijn gezicht naar de felle zon en genoot met mijn ogen dicht van alles wat er om mij heen gebeurde. Ik probeerde me bewust te worden van het feit dat dit geen droom was. Ik was hier echt, in Egypte, en ik was klaar om op pad te gaan!

Daarom maakten Roel en ik ons tegen het eind van de middag klaar om het resort te verlaten. Aan de overkant van de straat, een driebaansweg zonder zebra’s, had ik op de heenweg iets heel leuks gezien. Het leek op een rijtje souvenirwinkels, en dan ook nog met torentjes en dingetjes in het rood, roze en oranje. Het heette Cleopatra Bazar en het was inderdaad een lange rij winkeltjes, die allemaal leken op een deel van een kasteel. Het geheel werd omlijst door een rij volle palmbomen en zachte maar doordringende oosterse melodieën. Bij bijna elke winkel zat de eigenaar voor de deur, en het vaste lijstje vragen werd afgevuurd: where you from? You wanna smoke? Come inside please, I have good prices. Roel wees dat tweede steeds af door te zeggen dat zijn vriendin hem zou slaan wanneer hij mee zou roken (wat niet ver van de waarheid was ;), en verder kwamen we er vaak vanaf zonder iets te kopen door een luchtig gesprek of een beleefd knikje. Één man begon in het Nederlands tegen ons te praten. Daar ben ik dan wel voor gezwicht en in zijn winkel heb ik een magneetje gekocht. Toen we terugliepen, nam de lucht steeds meer avondkleuren aan. Ze pasten bij de zomerkleuren van de bazar; de torentjes gingen helemaal op in de schitterende rozerode avondwolken. Er hing een warmte in de lucht waar je zo lekker loom van wordt. Dat je ogen haast een beetje dichtvallen en dat het geluid van het verkeer en de wind door de bergen in de verte nog verder weg klinkt. Alsof je voor even boven de wereld zweeft, gedragen op de warme vleugels van de wind, en voor een tijdje alles om je heen vergeet. 

De volgende dag bezochten we eerst Senzo Mall, een wat westerser winkelcentrum, niet ver bij het resort vandaan. We liepen over de brede stoep langs de weg aan de ene kant en rotsachtige zandvlaktes met hier een daar een oud gebouw aan de andere kant. Alles ten westen van de toeristische strip, waar alles redelijk groen was (of blauw van de zwembaden), was geel en droog. Het was woestijn, zover als je kon kijken. De harde, droge wind blies ons haar alle kanten op terwijl we onder de grijze hemel steeds dichter bij een parkeerplaats kwamen waar een Amerikaanse Walmart respect voor zou hebben. Het lopen van het begin van de parkeerplaats naar de ingang duurde langer dan het stuk van het resort naar het terrein van het winkelcentrum. 

Gelijk bij binnenkomst was het alsof we weer een andere wereld betraden. Luxe winkels en merken, internationale restaurants. Maar gelukkig was er ook een wat meer authentieke supermarkt, waar we onze ogen uitkeken. Al die verschillende gerechten, hapjes, typisch voedsel, maar ook gewoon de vreemde taal die je overal omringt op de reclamebordjes en tags. Buitenlandse supermarkten zijn al een avontuur op zich. 

We kwamen aan de andere kant van het winkelcentrum naar buiten en stonden daar meteen op een prachtig betegelde promenade, overdekt door hoge, diepgroene palmbomen en overal paarse en roze bloemen in de felgroene grasperkjes. Het was een schitterend gezicht en gaf de grijze maar warme ochtend toch wat kleur. In een wereld die overwegend stoffig geel is, is elke kleur een regenboog. 

Die middag gingen we op avontuur. Met een klein busje werden we opgehaald bij het resort en naar een safari-centrum aan de rand van de woestijn gebracht. Met de eerste bocht richting het westen veranderde het landschap al, van de lush compounds en straten met palmbomen naar hoe het land echt is: droog, rotsachtig en woest. Zand en stof, grillige bergen op de achtergrond en chaotisch verkeer op de brede, door de woestijn kronkelende geasfalteerde snelwegen. 

Bij het safari-centrum namen we eerst plaats op een kleine binnenplaats, waar alle vier de randen waren gedecoreerd met kussens en kleedjes, dienend als zithoeken. Daar wachtten we tot de start van onze Jeep safari naar een bedoeïenendorp. 

De safari startte op de grote zandvlakte waar de Jeeps, quads en andere voertuigen in het stof geparkeerd stonden, omringd door allerlei kleine en grote zwerfhonden. De Jeep waarin we zaten was oud en stoffig, bekleed met leer en stoffen die al jaren bezeten worden door duizenden mensen. Uit de radio klonk Arabische muziek, terwijl de chauffeur door de woestijn croste, steeds een nieuw pad inslaand, blijkbaar precies wetend waar hij naartoe moest. Zelf zou ik geen idee hebben. Alles lijkt op elkaar en de enige graadmeter voor richting was het spoor op de grond, gemaakt door eerdere voertuigen maar net zo snel overspoeld door opwaaiend zand. Er waren nog meer Jeeps mee en de chauffeurs namen elke greppel en hobbel zonder angst en meestal zonder gas in te houden of uit te wijken. Zo zoefden de grillige rotsen voorbij en vloog het opvliegende zand van de voertuigen vóór ons langs de ramen van onze Jeep. Het stof danste sierlijk en onvoorspelbaar met de wind mee richting de bergen, vaag in de heiige lucht. Een verdwijndans, want hoe fijn is het stof en hoe vatbaar voor de lichtste windvlaag.

In het dorp reden we op lieftallige kamelen, kregen we zelfgemaakt brood en thee in schaduwrijke hutjes en genoten we van het weidse uitzicht over deze omgeving. De wereld lijkt oneindig op deze plek. De zon staat als een witte bol boven het zandgeheel, vreemde talen en kleding omringen je, de bergen op de voorgrond zijn helder bruin maar daarachter worden ze steeds wat vager. In het zonlicht verdwijnt de derde achter de tweede, en de vierde achter de derde, tot je niets meer ziet en je je alleen maar kunt afvragen hoeveel verder de bergtoppen zich daarachter nog vermenigvuldigen.

De avond viel, en net voor het donker waren we terug in het resort. Toen we na het buffet die avond en een drankje in het Griekse restaurant over de galerij terugliepen naar onze kamers, zagen we hoe de verlichting van de bazar, de parken en de omgeving richting de nachtelijke hemel rees. Maar een paar kilometer verderop zou de kustlijn pikdonker zijn; land en water vanuit de lucht niet te onderscheiden. Maar deze witte, gele, groene, rode gloed maakte Hurghada kenbaar op de aarde. Licht betekent leven. 

De volgende ochtend namen we nog één duik in het zwembad, onder de blauwe hemel en de nu al felle zon. Daarna was het toch echt tijd om de spullen weer te pakken. Met pijn in mijn hart, want ik ben zo van deze plek gaan houden. De mensen zijn vriendelijk, de warmte is aangenaam, en de omgeving is gewoon zo onbeschrijfelijk mooi. Maar ik ben super blij en dankbaar dat ik deze kans heb gekregen en voor korte tijd heb mogen proeven van het Egyptische.

We werden op het vliegveld twee keer streng gecheckt en gefouilleerd. Alles moest af en uit: horloges, badges, zelfs de pennen uit de borstzakjes. Na de security ging de crew aan boord van het pas gelande vliegtuig en bleef ik wachten bij de gate. Ik keek naar buiten. Vandaag is was wat minder heiig en boven de gele zandvlakte rezen de rotsachtige, grillige bergen op. Wat daarachter lag, zou ik een volgende keer hopelijk ontdekken.

De vlucht terug was simpelweg fenomenaal. Vanuit de lucht zagen we de beroemde piramides van Gizeh, en vlak voor Brussel werd het wolkendek zo grillig en intens dat het net Antarctica leek, daar hoog in de lucht. Bij het afdalen vlogen we een lang stuk recht over en door de wolken, wat ze cloudsurfing noemen. Vanuit de cockpit kun je dat extra goed zien en gelukkig mocht ik daar nu opnieuw zitten! Het is alsof je op een springkussen staat en op en neer gaat. Wolk in, wolk uit, terwijl je eigenlijk alleen maar rechtdoor vliegt en de onregelmatigheid van de wolken voor het springeffect zorgt. Ik had nog nooit zoiets gezien.

Het was een passend einde aan deze reis. Het wolkendek was het letterlijke deksel op onze ervaringen. Onder hen gaat ons leven verder, maar erboven en ver weg speelt zich een andere wereld af, aan het einde van de horizon. Maar het mooie aan een horizon is dat deze eigenlijk nooit eindigt. Overal is ze anders. En dus zal er altijd wat nieuws, wat anders te ontdekken zijn. 

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb